Aan: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Beste minister Dijkgraaf,
Allereerst wil ik u bedanken voor de mooie Kohnstammlezing van afgelopen maandag. Alom herkenning – bijvoorbeeld toen u zei dat het doel van onderwijs niet is ‘’iedereen zonder meer in het kennisgebouw te proppen, maar het huis juist te verruimen en onnodige binnenmuren door te breken.’’ Toch stemt mijn studierealiteit van de afgelopen tweeënhalf jaar op de universiteit (en daarvoor op de middelbare school) me ronduit pessimistisch.
Het zit zo: ik weet nu al precies wat ik moet doen om komend studiejaar mijn diploma voor de bachelor psychologie te halen (of eigenlijk, mijn bachelor geestdoding). Op dinsdag 6 december van 11.20 tot 11.30 moet ik op de universiteit in groepjes van vier of vijf studenten, drie vragen beantwoorden via Google Docs. Op maandag 12 december moet ik van 13.40 tot 13.45 in twee keer 2,5 minuut met een studiegenoot bespreken wat ik ‘kom brengen’ en ‘kom halen’ in dit vak.
Dit zijn letterlijke opdrachten uit enkele van de handleidingen van mijn studie. En de docent volgt die tijdens de werkgroepen nauwkeurig. Hierdoor weet ik aan het begin van elke periode wat, wanneer, op welke manier zal worden besproken – tot aan de discussies toe. Mocht ik per vak meer dan één van deze déjà vu’s willen missen, dan wordt mijn toets of verslag niet meer nagekeken.
Dan de hoorcolleges: daarbij leest een docent gedurende anderhalf uur voor van slides op het scherm. Afwijken van die slides is riskant, want ‘weinig tijd’ en ‘stof moet af’. En dus volgt een voorleessessie waarbij de studenten vooral niet te veel vragen moeten stellen. Gevolg: ik ben in tweeënhalf jaar nog niet één keer naar een hoorcollege geweest (en keek de opnames ervan versneld terug).
Vorige maand besloot ik – onder de indruk van (de opnames van) de colleges van hoogleraar Neuropsychologie Erik Scherder – voor het eerst fysiek deel te nemen aan een hoorcollege. Reden? Scherder onderwees niet de tentamenstof, maar zijn vak. Hij benadrukte keer op keer dat het er niet om ging dat we de zaal uit zouden lopen met voldoende aantekeningen, maar met voldoende inspiratie. En vragen stellen? Graag zelfs. Al moest hij ons meermaals geruststellen dat het niet ten koste zou gaan van de tijd voor het behandelen van de tentamenstof: ‘Desnoods beginnen we eerder, of loopt het uit.’
Zodra hij in al zijn enthousiasme iets vertelde wat niet op de slide stond, vielen er hier en daar verwarde blikken: moesten we dit weten voor het tentamen? Normaal gesproken gold: leer alles wat in de hoorcolleges wordt gezegd, en je haalt op de multiple choice toets een voldoende zonder ook maar één boek te hebben opengeslagen (zeg ik uit eigen ervaring). Maar Scherder week af van het script: ‘Dit is niet voor het tentamen. Ik wil dat jullie niet alleen maar stampen, maar ook begrijpen. Zodat je er ook nog iets aan hebt in je dagelijkse leven.’
Scherder was de eerste leraar die er na ruim twee jaar in slaagde mij vrijwillig (en hoopvol) in de collegebanken te krijgen. Maar toen ik na afloop van het hoorcollege strompelde richting de werkgroep, wetend dat ik daar in Google Docs zou herkauwen wat Scherder tijdens het hoorcollege had behandeld, zonk de moed weer in mijn schoenen. Niet in het systeem passen zou – zoals u dat treffend verwoordde – inderdaad ook in het systeem moeten passen. Maar momenteel is dat systeem nog het best te vergelijken met een bankautomaat die elk gekreukeld of afwijkend gevormd biljet per direct uitspuwt.
Na zelf meermaals uitgespuwd te zijn bespaar ik mezelf inmiddels de frustratie door enkel en alleen nog te doen wat moet. Waar deze houding op de werkvloer resulteert in quiet quitting, resulteert het op de universiteit in een diploma – cum laude als ik nauwkeurig doe wat moet, cum frustratie als ik me blijf afvragen op welke manier alles wat ik moet doen, van waarde is.
Eindstand: de wanhoop voorbij, mijn interne kompas kwijt. Het raakte me dan ook toen u de zaal vroeg voorbij uw “vinkjes te kijken, en te focussen op de vonkjes” uit de eigen jeugd: “Wat zijn uw beste herinneringen aan uw schooltijd? Waaruit bestond uw spel?’’ Dit zou helpen, redeneerde u, ‘’om te achterhalen wat ons wezenlijk beweegt’’. En zou moeten voorkomen ‘’dat wij ons laten meevoeren op het pad waar anderen ons op hebben gezet.”
Dat pad is in mijn geval geen pad, maar een door een vernauw(en)de bedding ontstane stroomversnelling. Het enige vooruitzicht is de neerstorting van de waterval. Ik hoop dan ook dat u voortijdig wilt ingrijpen, zodat wij, leerlingen die niet binnen het systeem passen, aan wal kunnen komen drijven en óók voorbij onze vinkjes (en de strijd om dat ene universitaire vinkje op ons CV) kunnen focussen op de vonkjes uit onze jeugd.
Was getekend,
Een moedeloze student