We leven
in een tijd,
in een tijd waarin
bevrediging samenvalt met het onbevredigbare.
Samenleven
met individualisme.
Gevoelens van chaos
met verlangen naar systematiek.
Onze eigen schillen pellen we.
In een wereld vol keuzes,
verliezen we het vermogen
om te kiezen
voor het
leven.
Mensen zijn als hydrofobe moleculen
in een zee van relaties.
Desalniettemin een groeiend
smachten naar
verbinding.
Rationalisering
van maatschappij,
‘onttovering’ van fantasiewerelden,
het integreren van kinderen
in deze wereld van beheersbaarheid.
Geluk
als iets
waarnaar gezocht wordt,
wat we kunnen vinden,
niet iets wat we maken.
Zoekend naar het perfecte baantje,
ontevreden met eigen baan,
geluk als een
onverzadigbaar utopisch
ideaal.
Continu op weg naar iets
maar nooit ergens zijn.
Onbereikbaar, onverzadigbaar, onnoembaar
is dit
ideaal.
Op
weg, uitgeput,
van de kaart,
naar een schijnbaar ver
ideaal:
Geluk